De god beneden de zee

Leon Garfield (schrijver van vele historische romans voor de jeugd) en Edward Blishen doen in hun The God Beneath the Sea de belangrijkste mythen over de Griekse goden uit de doeken. Ze doen dat in een heel mooie, verhalende vorm, ver van het gebruikelijke navertellen.

Het boek kent drie delen: ‘Hoe de goden gemaakt werden’, ‘Hoe de mensen gemaakt werden’, en ‘Goden en mensen’. Het is prachtig proza, door Nicolaas Matsier vertaald voor uitgeverij Querido.

Zie ook Slangen in de kinderkamer, het vervolgdeel, waarin een aantal held(inn)en uit de  Griekse mythologie aantreedt. Beide delen werden later samengevoegd en onder een gezamenlijke nieuwe titel – De god die in zee werd gegooid – uitgegeven als Rainbow-pocket. Matsiers vertaling werd op de IBBY Honor List geplaatst.

Leon Garfield & Edward Blishen, De god beneden de zee: Het verhaal van de Griekse goden, vertaling Nicolaas Matsier, Querido, 1995

De god die in zee werd gegooid

Leon Garfield en Edward Blishen waren de auteurs van twee boeken – ‘over’ wat dan heet Griekse mythologie. Laten we zeggen: voor de jeugd. Maar voor dit tweetal is niemand te oud. Ze zijn nadrukkelijk geen navertellers. Het zijn eersteklas schrijvers.

Hun eerste boek, The God Beneath the Sea (1970), werd door Nicolaas Matsier vertaald als De god beneden de zee (1995) , het vervolg, The Golden Shadow (1973), als Slangen in de kinderkamer (1997). Samen geven deze twee bij Querido verschenen boeken – het eerste over de Griekse goden, het tweede over de Griekse helden – een heel mooi beeld van de belangrijkste mythen.

Door de verhalende vorm ontstaat een meeslepend mozaïek met de samenhang van een roman of een hechte verhalenbundel. Samengevoegd verschenen ze in 2002 en 2007 opnieuw bij Rainbow, met als gezamenlijke titel De god die in zee werd gegooid.

Leon Garfield en Edward Blishen, De god die in zee werd gegooid: Het verhaal van de Griekse goden en helden, vertaling Nicolaas Matsier, Rainbow, 2002; idem, 2007

De kernproblemen van de filosofie

Achteraf beschouwd nam Nicolaas Matsier met zijn beide eerste publicaties-in-boekvorm afscheid van zijn beide studies: klassieke talen en filosofie. Want in 1971 verscheen De tocht der tienduizend, van de klassieke Griek Xenofon en in 1976 – het jaar waarin ook het literaire debuut van Matsier, Oud-Zuid, verscheen – kwam De kernproblemen van de filosofie uit, een boek van de Brit Alfred Ayer, befaamd vertegenwoordiger van de angelsakische analytische filosofie.

Beide boeken verschenen nog onder zijn geboortenaam Tjit Reinsma. Xenofon vertaalde hij samen met zijn schoolvriend Gerard Koolschijn, Ayer met twee bevriende medestudenten filosofie, Henriët Plantenga en Alwin Schogt. Van wie de eerste overigens in 1982 als Hedda Martens zou debuteren met de verhalenbundel Sjibbolet.

Alfred Ayer, De kernproblemen van de filosofie, vertaling Henriët Plantenga, Tjit Reinsma, Alwin Schogt, Het Spectrum, 1976; een tweede druk kwam in 1987 uit bij Kok Agora en Pelckmans

De tocht van de tienduizend Anabasis

Zie bij Tocht van de tienduizend

Xenofon, De tocht van de tienduizend: Anabasis, vertaling Gerard Koolschijn en Nicolaas Matsier, Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2001; idem als Salamander Klassiek, Athenaeum–Polak & Van Gennep, 2006

De vlam van een kaars

La flamme d’une chandelle, van Gaston Bachelard, verscheen in 1961. Bachelard, hoogleraar filosofie aan de Sorbonne, was een essayist in hart en nieren. Een heel bijzondere essayist die weefsels maakte uit het materiaal dat zijn lectuur van filosofie, maar vooral literatuur, en bovenal poëzie, hem aanleverde.

Om het vuur, als een van de vier elementen, ging het hem al in La psychanalyse du feu (1938). Nogmaals, en nu voor het laatst, boog hij zich over het vuur in de bescheiden vorm van het levende kaarslicht: ‘het kleine licht’. Het boekje verscheen in het jaar voor zijn dood. Het gaat over wat de auteur het gehumaniseerde licht noemt – dat van de kaars, die onze avonden tot ver in de negentiende eeuw vergezeld heeft, en die hij zelf als kind, als scholier en als student nog goed gekend heeft.

Bachelard is een essayist van de cirkelende beweging. De vlam van een kaars – een boekje dat, vertaald door Nicolaas Matsier, deel uitmaakt van een aan Bachelard gewijd nummer van Raster – grossiert in beelden. Het zijn beelden ontleend aan poëzie en literatuur. Onder ‘beelden’ verstaat Bachelard iets als levende, in de taal tot werking komende, vormen van denkend en interpreterend zien – een zien bezijden alle wetenschappelijke kennis.

Juist doordat Bachelard volstrekt ondogmatisch is en theorievorming eerder lijkt te wantrouwen dan toe te juichen, blijft hij als denker een springlevende indruk maken – ook al is zijn stijl misschien die van een oudere generatie. Maar spreken niet in iedereen eerdere generaties mee? Wij, die Bachelards achterkleinkinderen hadden kunnen zijn, kunnen hem toch nog uitstekend volgen.

Raster 116: Gaston Bachelard, denker in beelden, De Bezige Bij, 2006; een publicatie in boekvorm van Matsiers vertaling van De vlam van een kaars is voorgenomen bij uitgeverij Parrèsia.

Dokter Jan de pleisterman

Dit oorspronkelijk in 1950 verschenen door en door Amerikaanse Gouden Boekje wordt bevolkt door schietende cowboys, dat wil zeggen jongetjes die net doen alsof. Dus: een schram aan een vinger, bij jongetje Jan. Maar daar is de moeder. Zij doet er een pleister op. Dit is de wending. De voormalige cowboy spant een hond voor de poppenwagen van zijn zusje – weer een ongeluk – met de pop. Jan weet er wat op! Misschien raadt de lezer het al. Zo wordt Jan de pleisterman.

Helen Gaspard (tekst), Corinne Malvern (illustraties), Dokter Jan de pleisterman, vertaling Nicolaas Matsier, Rubinstein, 2011

Eekhoorntjes ABC

Eekhoorntjes ABC (Rubinstein, 2014) is een heruitgave van een Gouden Boekje dat eerder (1998) verschenen was bij De Bezige Bij onder de titel Letters vangen in een net – ander omslag, andere titel, zelfde boekje. Chipmunk’s ABC, zoals het in de Amerikaanse uitgave van 1963 heette,  kreeg bij Rubinstein dus zijn oorspronkelijke titel terug. De vertaling werd een heel klein beetje herzien.

Roberta Miller (tekst), Richard Scarry (illustraties), Eekhoorntjes ABC, vertaling Nicolaas Matsier, Rubinstein, 2014; het werd opgenomen in Richard Scarry’s Grote Gouden Boek, Rubinstein, 2019

Een hut voor Hansje

Het oorspronkelijke Amerikaanse Gouden Boekje Jack’s Adventure verscheen in 1958. De vertaling, Een hut voor Hansje, verscheen een halve eeuw later. Het is een eenvoudige geschiedenis. Hansje wil een hut. Een blokhut voor als hij cowboy is. Een tipi voor als hij indiaantje speelt. Hij bouwt hem helemaal zelf. De vader werkt pas op het laatst mee.

Edith Thacher (tekst), John P. Miller (illustraties), Een hut voor Hansje, vertaling Nicolaas Matsier, De Bezige Bij, 1998, herdrukt door Rubinstein, 2011

Een leerstoel in fatsoen

In 1981 hield Stefan Themerson in de Leidse Pieterskerk, hij stond op de preekstoel, de prestigieuze Huizinga-lezing, een jaarlijks, gecombineerd initiatief van de Leidse Universiteit en NRC Handelsblad. De lezing was getiteld A Chair of Decency. De kerk zat vol. Onder het gehoor bevond zich onder meer H.A.F.M.O. van Mierlo, denkelijk de enige keer dat er een minister van defensie naar een Huizinga-lezing kwam luisteren.

“’Fatsoen’! Wat een gênant woord! Je moet jezelf vermannen om het uit te spreken. Maar een beter kon ik niet vinden’”, aldus de man op de preekstoel, die voortreffelijk declameerde: ‘Zodoende ben ik vanavond met lege handen bij u gekomen, en heb geen Doeleinden als geschenken bij me, want geen Doel is zo verheven dat het een harteklop meer waard is dan Fatsoen van Middelen. Want alles wel beschouwd is Fatsoen van Middelen het Doel der Doeleinden.’

Deze Huizinga-lezing was een mooi, slingerend essay over – als de zaak dan toch een naam moet krijgen – ethiek. Die speelt in het werk van Themerson natuurlijk overal een rol, maar misschien het meest expliciet in het kleine essay dat factor T heet. Dat is nooit vertaald, maar Hedda Martens schreef er in Raster 85, Themerson & Themerson, een goed stuk over met als ondertitel ‘Over de biologie van de ziel’.

Stefan Themerson, Een leerstoel in fatsoen: Huizinga-lezing 1981, Athenaeum–Polak & Van Gennep, 1982; de lezing werd opgenomen in de bundel ‘Alle cultuur is streven’: De verzamelde Huizinga-lezingen 1972-1986, Bert Bakker, 1987

Generaal Piesc

Generaal Piesc of Het geval van de vergeten missie verscheen in een beperkte oplage als jaarwisselingsgeschenk van uitgeverij De Bezige Bij, in 1988. Het omslag is van Joost Swarte.

Generaal Piesc (spreek uit: pjensjt; het Poolse woord betekent ‘vuist’, waarbij te denken is aan Faust) is een mooie en raadselachtige vertelling. Een Poolse generaal wint in Londen de lotto. Hij koopt een nieuwe regenjas met grote zakken, in een waarvan hij een dienstrevolver stopt, met één patroon. Hij steekt zijn Britse paspoort bij zich en lijkt zijn appartement voor altijd te verlaten.

Generaal Piesc is zowel raadselachtig als spannend. Het is geen doen om dit verhaal, deze novelle, deze korte roman samen te vatten. De personages komen ook al voor in Themersons eerdere roman Kardinaal Pölätüo. In Raster 85 heeft K. Michel, bewonderaar en kenner van het werk, een overzichtje gegeven van ‘Wie is wie in vier romans’ van Themerson. Zie aldaar. Maar zulke kennis, vindt de vertaler, is niet vereist om Generaal Piesc prachtig proza te kunnen vinden.

Stefan Themerson, Generaal Piesc of Het geval van de vergeten missie, vertaling Nicolaas Matsier, De Bezige Bij, 1988; opgenomen in de verzamelbundel Stefan Themerson, Woeff Woeff en ander proza, De Bezige Bij, 2003