Gesloten huis

Op de roman die uiteindelijk Gesloten huis is gaan heten en die in 1994 uitkwam, had Nicolaas Matsier al heel lang gebroed. In het najaar van 1978 beleefde hij een weliswaar korte maar hevige psychose. Hij was twee weken manisch, sliep niet, en was vrijwel onaanspreekbaar. Hij leefde temidden van vodjes papier, hoofdletters en uitroeptekens. Hij werd gered door zijn vrouw, een psychiater, en enige medicatie.

Twee lijnen hadden elkaar gekruist. De ene lijn was die van de twee dode kinderen in het gezin waarin hij groot geworden was. Als kind zat hij daar precies tussen in. Zo maakte hij een oude, achterstallige rouw mee. Een rouw, waarmee de ouders noch de kinderen destijds raad hadden geweten.

Het was een rouw die hem ingehaald had door aan te haken bij een nieuwe rouw, die eruit voortkwam dat een zwangerschap van zijn vrouw tijdens een vakantie in Frankrijk zomaar op niets uitliep. Dat wil zeggen: een misgeboorte, begraven op een helling ergens in de Elzas, gemarkeerd door een heel klein kruisje van takjes.

Sinds die korte psychose had hem een grote roman voor ogen gestaan, een soort centrifuge van rouw. Die te schrijven roman had achtereenvolgens titels gehad als God van de drempel en Souvenirs Rookwaren. Een aanloop tot de roman, onder de laatste van deze twee titels, heeft in 1987 in De Revisor gestaan. Het fragment werd geschreven tijdens een maand onbetaald verlof – Matsier werkte nog als redacteur bij De Bezige Bij.

Het duurde nog tot 1990 voordat de roman zich opnieuw begon te roeren. In dat jaar overleed de moeder van de schrijver – het huis in de Haagse Vruchtenbuurt moest leeggeruimd worden. Zulk opruimen van wat een deel is geweest van het opgroeien is een vreemde bezigheid, die zich beweegt tussen emotionele geschiedschrijving en vuilnishoop.

Het is dus eigenlijk een rouw in drievoud die achter – en ook in – deze roman zit. Veel lezers hebben in het boek een jeugd en een periode herkend van kort na de oorlog. Een tijd van dit-en-dat was er allemaal nog niet (wasmachines, auto’s, tv-toestellen en allerlei andere welvaart), een tijd ook van heel veel dat-had-je-toen-nog-overal (streepjestruien, schillen- en kolenboeren, paard-en-wagen, scharesliepen, bakkerskarren, losse melk, twee maal per zondag naar de kerk, hooischelven). De negentiende eeuw eindigde pas in de jaren vijftig van de twintigste.

Het was voor de uitgeverij zowel als de auteur een totale verrassing dat Gesloten huis een bestseller werd. Het boek werd genomineerd voor letterlijk alle denkbare grote prijzen: de AKO, de Libris, De Gouden Uil, de Europese Aristeion. De auteur ontving de Haagse Bordewijkprijs en de Mekkaprijs. Die laatste prijs was de uitkomst van een navraag bij zo goed als alle Nederlandse recensenten en critici. De roman werd vertaald in het Duits en het Frans. Een vertaling in het Zuid-Afrikaans weigerde Matsier vanuit een pas veel later weer betreurde politieke correctheid.

Gesloten huis: Zelfportret met ouders, De Bezige Bij, 1994. Het boek is in meer dan een handvol edities verschenen. De zeventiende druk dateert van 2010. Er is een luisterboekuitgave – de auteur zelf leest voor. 

Het achtenveertigste uur

De titel van de roman Het achtenveertigste uur verwijst naar een term uit de praktijk van de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatie Dienst. De IND rekent in procesuren. Het zijn uren die vooral tellen voor de advocaten pro deo die misschien toch nog een kans zien om een gat te schieten in de snel verlopende procedure van een asielzoeker.

In Het achtenveertigste uur volgt de lezer aan de hand van het groeiende dossier één zo’n asielzoeker, naar eigen zeggen een boerenzoon uit Soedan. De lezer vergezelt hem vanaf zijn intake door de douane op Schiphol – via de zogenaamde gehoren (zoals de ondervragingen met behulp van tolken door IND-ambtenaren heten) – elkaar afwisselende advocaten – tot het dichterbij komende, naar te verwachten valt ongunstige besluit. Het is een gebeuren in de vorm van een estafette. Die snelle opeenvolging zorgt ook voor de per persoon verschillende stijlregisters van al deze professionals. Die wordt de lezer gewaar door hun innerlijke monologen.

Nooit ziet de vluchteling – de heen en weer vertaalde hoofdpersoon – hetzelfde gezicht twee maal. Maar zijn dossier groeit gestaag door. Het is op weg naar voltooiing. Moesa is volop bezig een man van louter papier te worden. Nicolaas Matsier voorzag de roman van een motto afkomstig uit een  essay van Montaigne: ‘Nooit hebben twee mensen eender geoordeeld over dezelfde zaak, en twee precies gelijke opinies zul je niet tegenkomen, bij verschillende mensen net zo min als bij dezelfde mens op verschillende uren.’   

Het achtenveertigste uur, De Bezige Bij, 2005

De eeuwige stad

Er is iets wat de hoofdpersoon al heel lang had willen doen: een bepaalde roman schrijven. De omstandigheden, meent hij, zijn ideaal. Hij heeft een appartement in de mooiste stad ter wereld: Rome. Vlak bij de zuil van Trajanus. Maar hij stelt alles in het werk om toch vooral maar niet te hoeven beginnen. Hij wandelt en neemt de stad in zich op.

Tijdens zijn verblijf, het is voorjaar 1978, wordt de Italiaanse politicus Aldo Moro door de Rode Brigades ontvoerd. De schrijver (die niet schrijft) wordt weldra geobsedeerd – dag in, dag uit – door de kranten met hun situatieschetsen, interviews met de weduwen van de vermoorde lijfwachten, speculaties en doodlopende sporen.

Maanden lang weet niemand waar Moro is, de paus biedt zichzelf aan de Rode Brigades aan in ruil voor Moro’s vrijlating, de regering wil niet onderhandelen, het nieuws bestaat uitsluitend uit geruchten en speculaties. De voormalige christendemocratische premier wordt na twee maanden dood gevonden in de bagegruimte van een Renault 4, gewikkeld in een deken, doorzeefd met kogels. In het centrum van Rome, vlak bij het theater van Marcellus.

De schrijver, voor wie het volgen van al dat nieuws rond een vacuum al die tijd gefungeerd heeft als een volkomen legitimatie van zijn verblijf, aanvaardt de terugreis, weer op weg naar zijn vrouw aan wie hij – dat wel – een ononderbroken brief heeft gestuurd.

De eeuwige stad, Querido, 1982; De eeuwige stad verscheen opnieuw in de verzamelbundel Oud-Zuid, Onbepaald vertraagd, De eeuwige stad, Een gebreidechtpaartje, en andere verhalen, De Bezige Bij, 1995; een herziene druk verscheen bij de zestigste verjaardag van De Bezige Bij, met als nieuwe titel Roma amoR, 2005; met diezelfde titel werd het opgenomen in de verzamelde verhalen Naar het leven, De Bezige Bij, 2015 

De advocaat van Holland

De Advocaat van Holland behelst het drama van de gevangenneming, op 29 augustus 1618, tot en met de onthoofding van Johan van Oldenbarnevelt, 13 mei 1619. Het is een roman van binnen uit. Beginnend met die arrestatie, op het Binnenhof, eindigend met de executie, op een geïmproviseerd schavot vóór de Ridderzaal.

Een kleine negen maanden heeft de politicus en jurist Oldenbarnevelt opgesloten gezeten in dat gebouwencomplex, waar hij kind aan huis was: het ons nog steeds bekende Binnenhof. Hij was vervuld van hoop, woede en onbegrip. Hij verweerde zich tegen de rechters van instructie die hem ondervroegen. Plotseling zonder contact met de buitenwereld en zijn familie.

De Advocaat is welbespraakt en niet voor één gat te vangen. Ook al moet hij alles uit zijn hoofd doen, zonder toegang tot de stukken, zonder pen en papier. Weldra ook zonder daglicht. Hij is alleen met zijn enorme geheugen en zijn herinneringen, en met een heel geleidelijk steeds ongewissere toekomst.

De titel van het boek, De Advocaat van Holland, verwijst naar de functie die Oldenbarnevelt ruim dertig jaar vervuld heeft. Het Binnenhof, als centrum van de macht in de nog niet zo erg Verenigde Nederlanden van de zestiende eeuw, was tot op grote hoogte zijn creatie. Hij was de machtigste man van de republiek. In anachronistische termen was hij tegelijkertijd premier, minister van financiën, en minister van buitenlandse zaken.

Hij zat zowel de vergaderingen voor van de Staten van Holland als die van de Staten Generaal ofwel de Zeven Provinciën – meer een verbond van ministaatjes dan een land of een natie. Het is uitgerekend zijn grootste prestatie geweest die hem de kop heeft gekost. Hij slaagde er namelijk in een bestand te sluiten van maar liefst twaalf jaar. Een wapenstilstand of misschien zelfs een aanloop naar vrede in wat voorheen de Tachtigjarige Oorlog heette, maar tegenwoordig de Opstand genoemd wordt.

Tegen het einde van dat bestand brak er – bijna – een burgeroorlog uit tussen een felle minderheid van orthodoxe calvinisten en andere godsdienstige groeperingen. In die bijna-burgeroorlog legden de meer liberale protestanten het loodje, om de kerk uitgezet te worden. Oldenbarnevelt werd onthoofd na een proces dat precies even lang duurde als de Synode van Dordrecht, waar – zou je kunnen zeggen – de parallelle kerkelijke machtsgreep plaatsvond.

De Advocaat van Holland, De Bezige Bij, 2019, herdrukt 2021