Het achtenveertigste uur

De titel van de roman Het achtenveertigste uur verwijst naar een term uit de praktijk van de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatie Dienst. De IND rekent in procesuren. Het zijn uren die vooral tellen voor de advocaten pro deo die misschien toch nog een kans zien om een gat te schieten in de snel verlopende procedure van een asielzoeker.

In Het achtenveertigste uur volgt de lezer aan de hand van het groeiende dossier één zo’n asielzoeker, naar eigen zeggen een boerenzoon uit Soedan. De lezer vergezelt hem vanaf zijn intake door de douane op Schiphol – via de zogenaamde gehoren (zoals de ondervragingen met behulp van tolken door IND-ambtenaren heten) – elkaar afwisselende advocaten – tot het dichterbij komende, naar te verwachten valt ongunstige besluit. Het is een gebeuren in de vorm van een estafette. Die snelle opeenvolging zorgt ook voor de per persoon verschillende stijlregisters van al deze professionals. Die wordt de lezer gewaar door hun innerlijke monologen.

Nooit ziet de vluchteling – de heen en weer vertaalde hoofdpersoon – hetzelfde gezicht twee maal. Maar zijn dossier groeit gestaag door. Het is op weg naar voltooiing. Moesa is volop bezig een man van louter papier te worden. Nicolaas Matsier voorzag de roman van een motto afkomstig uit een  essay van Montaigne: ‘Nooit hebben twee mensen eender geoordeeld over dezelfde zaak, en twee precies gelijke opinies zul je niet tegenkomen, bij verschillende mensen net zo min als bij dezelfde mens op verschillende uren.’   

Het achtenveertigste uur, De Bezige Bij, 2005

Geselecteerde reacties

Marjoleine de Vos, NRC Handelsblad, 2005

Het is verbluffend hoezeer een boek dat over zaken van levensbelang gaat – hoe leefde iemand in het land vanwaaruit hij gevlucht is, waarom is hij gevlucht en heeft hij of zij zoveel geld betaald voor een onzekere reis, wat maakt dat hij of zij meent aanspraak te kunnen maken op een verblijf in Nederland, waarvoor is hij of zij bang – voornamelijk over stijl gaat.

            ‘Was er maar een god die menselijke aantrekkelijkheid, intelligentie, levendigheid, verbaal talent, charme gelijkelijk over de mensen verdeelde. U mag dan misschien wel iets heel ergs of iets zeer onaangenaams hebben meegemaakt, meneer/mevrouw, maar wat maakt u er weinig van!’

            De ambtenaar valt bijna in slaap bij het in zijn of haar geroutineerde oren niet vreselijk interessante verhaal van de vluchteling die er maar niet in slaagt met een pakkend detail, een meeslepende zin, een treffend voorbeeld te komen. De onbegaafde vluchteling maakt niet veel kans, dat is wel duidelijk.

            Wat is een mens, je gaat het je wel afvragen. Een onsamenhangend geheel van ontbrekende papieren, vage verhalen, een gesloten gezicht en een of andere angst die hem verdreef van de plaats waar hij vertrouwd was.

Bert Keizer, Trouw, 2005

Matsier laat met bedrieglijk eenvoudige middelen zien welk een bizarre ontmoeting zich afspeelt als leven en welzijn van een asielzoeker uit Soedan in een voor ons hanteerbaar raam moet worden geplaatst. Zaken als oom-moeder-echtgenoot—mishandeling-bezit-taal-stam-volk-straatnaam, het is allemaal iets heel anders dan wij denken (er zijn daar geen straatnamen). Wij weten niet wat voor deze man de gevolgen zijn van de moord op zijn vader. En hij weet niet wat hier de dimensies zijn van eerste gehoor-advocaat-rechtsbijstand-paspoort-geboortebewijs of het verschil tussen politiek en huiselijk geweld.

Douwe de Vries, Friesch Dagblad, 2005

Matsier laat haarfijn zien wat het betekent fictie en werkelijkheid tot een wonderlijk samenspel te kneden. Hij moet zich nauwkeurig op de hoogte hebben gesteld van die korte procedure van twee etmalen waarin wordt beslist over de vluchteling. Alle paperassen die door een stoet van ambtenaren en advocaten worden ingevuld – en dat zijn er nogal wat – worden precies beschreven.

            Dan blijkt dat het ‘vluchtverhaal’ in verschillende versies wordt vastgelegd. De auteur beperkt zich niet tot een soort documentaire van de asielprocedure op Schiphol, hij kruipt in de hoofden van de ambtenaren. Hij kijkt vanuit hun perspectief naar de Soedanees die met hulp van een tolk zijn verhaal vertelt. En dat houdt bij Matsier in dat al die personages zichzelf vooral typeren door wat er in hun hoofden allemaal wordt gedacht en bedacht. Die innerlijke monologen maken zijn roman tot een perfect staaltje vertelkunst. Fictie en werkelijkheid staan hier onder de paraplu van een weldadige ironie.

Pieter Steinz, NRC Handelsblad, 2005

Het achtenveertigste uur is een didactische, leerzame roman die niet veroordeelt, maar in afwisselend formele en vlotte taal de andere kant van de bureaucratie toont – alsof Het proces van Kafka  herschreven wordt vanuit het perspectief van de ambtenaren en juristen die door Josef K. benaderd worden.