Dicht bij huis

De vierenzestig stukken proza waaruit Dicht bij huis bestaat variëren in lengte en substantie, maar verschrikkelijk lang zijn ze nooit. In ‘Logies’, een kort verhaal, gaat het om een vreemd geval van bijna onvrijwillige gastvrijheid. Met tot slot de enorme opluchting direct na het vertrek van een heer in een goed zittend pak, tegengekomen bij lichte mist. Het is een Algerijn, een reiziger zonder bagage, voor wie aarzelend een slaapplaats wordt geïmproviseerd, met een glaasje water binnen handbereik. 

‘Het lichaam van de lezer’ is een essay over het verlangen naar het kinderlijke lezen, alles naast elkaar, rijp en groen, fictie en non-fictie, kinder- en volwassen boeken. Met een volkomen verdwijning in de lectuur. Soms zou je terugwillen naar de tijd waarin je nog geen smaak had.

In ‘Barbiertje’ is het begonnen om een herinnering. En wel aan een nogal primitieve wc, die gesitueerd was in een toch al heel kleine keuken. Een wc die geventileerd werd via drie verticale in de bakstenen buitenmuur opengelaten spleten. De deur van de wc – een vernuftig dubbel scharnierend knutselwerk dat geheimzinnig genoeg ‘barbiertje’ heette – moest zorgen voor de anders onherroepelijk ontbrekende knieruimte.

De ondertitel van Matsiers roman Gesloten huis was ‘Zelfportret met ouders’. Die van Dicht bij huis had ‘Zelfportret met huisgenoten, buurt en park’ kunnen zijn. De ambiance van de schrijver – te weten diens vrouw, twee  dochters, twee poezen, de Amsterdamse Jordaan en het Westerpark – maakt deel uit van Dicht bij huis.

Dicht bij huis, De Bezige Bij, 1996, werd in 1997 herdrukt; een selectie werd opgenomen in de verzamelbundel Naar het leven, De Bezige Bij, 2015