Vergeetwoordenboek, zoals nummer 58 van het tijdschrift Raster heette, was een onverwachte hit. Het moest zelfs herdrukt worden. Het idee was vermoedelijk geopperd door Nicolaas Matsier. Wie de aanduiding ‘vergeetwoordenboek’ heeft bedacht, blijft verborgen in de mist der redactievergaderingen. Jacq Vogelaar hield het op Nicolaas Matsier, maar die hield het weer op Jacq Vogelaar.
In elk geval was het een concept dat bij iedereen die het verzoek kreeg om mee te werken enthousiasme teweegbracht. En zo verscheen dus dat nummer, in 1992, bestaande uit kortere of langere lemma’s, gewijd aan uit geschiedenis en taal verdwenen objecten. Een willekeurige greep: Jan Fontijn nam het adjectief ‘mieters’ bij de kop, Reinold Kuipers het ‘kogelflesje’, Joke van Leeuwen koos ‘vlaggen’. Dat laatste was wat een meisje of een dame per ongeluk deed als haar onderjurk onder de bovenjurk uit piepte: zij ‘vlagde’.
Ruim vijftig auteurs werkten mee. Matsier zelf droeg ‘barbiertje’, ‘loper’, ‘snotlap’, en ‘veilig verkeer’ bij. Het nummer moest binnen de maand herdrukt worden. In een nieuwe, uitgebreidere versie (meer auteurs, meer lemma’s) beleefde het Vergeetwoordenboek in de zomer van 1994 als gebonden boek met een ander formaat nog eens twee drukken. En tot slot verkreeg het begrip ‘vergeetwoord’ in de radiorubriek ‘De taalstaat’ van Frits Spits een nog verder voortgezet leven. Wekelijks wordt daar door een luisteraar een nieuw oud ‘vergeetwoord’ aangediend.
Raster 58: Vergeetwoordenboek, De Bezige Bij, 1992; uitgebreider, als gebonden boek, De Bezige Bij, 1994