Onbepaald vertraagd

Nicolaas Matsier debuteerde met de verhalenbundel Oud-Zuid. Het boek bevat drie verhalen: ‘Scheltema Oostersche Kunst’, ‘Oud-Zuid’, en ‘Coppertone’. ‘Scheltema Oostersche Kunst’ verscheen in de eerste jaargang van het nieuwe literaire tijdschrift De Revisor. Het was een publicatie die Matsier ertoe bracht een pseudoniem te willen.

Onder anderen voor verzamelaars van Asiatica was de plaats van handeling direct herkenbaar. Dit moest de Algemene Ethnografica en Kunsthandel Aalderink zijn, aan de Amsterdamse Spiegelgracht, een zaak overigens die ook figureerde in de roman Rituelen van Cees Nooteboom. Matsiers verhaal gaat over een oude kunsthandelaar in zijn nadagen, over verzamelaars en vazen, over de veilingcatalogi van Sotheby’s en Christie’s. Ars longa, vita brevis.

Om maar meteen een wig te drijven tussen echt en letterlijk enerzijds, en fictief en geschreven anderzijds, besloot T(jit) Reinsma – die als manusje van alles een poosje werkzaam was bij Kunsthandel Aalderink – tot zijn anagrammatische schrijversnaam N(icolaas) Matsier. Vooraf gaf hij het verhaal ter lezing aan de opvolger van Aalderink, Wim Bouwman, die even van plan is geweest beslag te laten leggen op de gehele oplage van het desbetreffende Revisor-nummer. 

Het tweede verhaal, met dezelfde titel als de bundel, behelst de belevenissen van iemand die op een huis past. Hij bereidt zich voor op een tentamen filosofie en geeft de planten water en de poes te eten. Het is een warme zomer. Een vriend (even weg bij zijn vrouw) komt logeren. Een naakt op haar balcon zonnende vrouw aan de overkant brengt een niet gewenste opwinding teweeg. Het leven van de twee vrienden, maar vooral dat van de student krijgt een manisch teveel aan Sinn und  Bedeutung.

Het verhaal waarmee de bundel Oud-Zuid besluit verscheen niet in De Revisor. ‘Coppertone’ is de geschiedenis van een onzekere zus en de haar assisterende broer die naar Sicilië reizen om daar zo goed en zo kwaad als dat gaat vast te stellen of haar verliefdheid reden van bestaan heeft. Is de gerant van het hotel waar zij eerder met haar ouders heeft verbleven de man voor wie zij hem aanziet? De coulissen – het stadje Taormina met zijn smalle straatjes en zijn Griekse theater – dragen ten zeerste bij aan de onwerkelijkheid van deze expeditie.

Oud-Zuid, Querido, 1976; de bundel werd enkele malen herdrukt, o.a. als Salamanderpocket, en later opgenomen in meerdere verzamelbundels: Oud-Zuid, Onbepaald vertraagd, De eeuwige stad, Een gebreid echtpaartje, en andere verhalen, De Bezige Bij, 1995, Heimwee naar het heden, De Bezige Bij, 2001, Naar het leven, De Bezige Bij, 2015

Geselecteerde reacties

Marcel Verreck, Hervormd Nederland, 1984

Onbepaald vertraagd, verschenen in 1979, is nu als Salamanderpocket op de markt. De ‘dunheid’ van Matsiers proza is geen teken van armoede, er huist juist zoveel gecomprimeerd verhaal in zijn observaties dat de lezer zijn obsessies gaat delen. Bijvoorbeeld in de schitterende ‘Minnema-variaties’, over het totaal van zelfkritiek en zelfrespect gespeend ontalent Minnema, die de hoofdpersoon met schrijfsels blijft bestoken. Minnema verinnerlijkt tenslotte, dringt in de hoofdpersoon en zelfs in de lezer.

Hugo Bousset, Elseviers Magazine, 1980

Het knapste verhaal is de titeltekst, ‘Onbepaald vertraagd.’ De minimal art van Matsier wordt hier beleefd als een ademloze evenwichtsoefening. Er gebeurt in dit verhaal letterlijk niets, dan dat de ik-persoon er maar niet toe komt op te staan en de dag te beginnen. Van die toestand tussen waken en dromen houdt hij het meest: volkomen blanco valt hij samen met het eigen lichaam, waarvan hij niet weet of het slaapt: zijn geest is verkwikkend leeg, een ’tabula rasa’. Bladzijden lang wordt beschreven wat onbeschrijfelijk is: het doodstille, het onbeweeglijke, het niets. Hij droomt dat hij wakker is, hij doet alsof hij slaapt. Het wakker-worden is een moment dat hier uitdeint tot een hele dag. Als hij uiteindelijk toch opstaat, voelt hij zich ‘als een wond waar de pleister vanaf is getrokken’. Hier raken we de kern van Matsiers minimaal oeuvre: als het leven een wonde is, wordt de slaap een helende pleister. Of wordt schrijven over droom, slaap, niet-zijn, niet bewegen het roerloos beleven van de lokkende leegte.

Wam de Moor, De Tijd, 1980

Ik vind Onbepaald vertraagd een fantastische bundel met fascinerend proza. ‘Ik weet niet of het werk me interesseert. Ik doe het.’ Dat zegt in ‘Flatus vocis’ de redacteur van een encyclopedie, ergens hoog in een kantoorgebouw, gekluisterd aan een bureau. Ergens middenin mocht hij beginnen. Aanvullen wat door anderen begonnen was. Zien dat hij de vernieuwde en de nieuwe lemmata van zijn encyclopedie in bezit krijgt. Concentratie op de relatie met één van de vele auteurs, een zekere Dunning. Het psychologisch gevecht om diens tekst binnen te krijgen wordt in allerlei nuances geschetst en op den duur kan de redacteur aan niets anders meer denken, zo is hij bezig met het gelieg en gedraai van Dunning: verveling wordt fascinatie. Het slot geeft het hele verhaal een perpetuum mobile karakter en verzwaart daarmee de beklemming.

Fernand Auwera, De Nieuwe Gazet, 1980

Over Onbepaald vertraagd van Nicolaas Matsier zal ik heel kort zijn. Lees gewoon die vier verhalen. In dit dunne boekje (92 p.) staat het beste proza dat in 1979 in het Nederlands werd geschreven.