Het literair klimaat

Achter de twee boeken die onder de titel Het literair klimaat verschenen zijn, zat een behoefte aan geschiedschrijving tussentijds – een lopende geschiedschrijving van de Nederlandse literatuur. Het eerste deel – Matsier werkte als redacteur bij De Bezige Bij, waar hij het idee voor dit boek opperde – verscheen in 1986. Het was getiteld Het literair klimaat 1970-1985 en stond onder redactie van Tom van Deel, Cyrille Offermans en Matsier. Het vervolgdeel, Het literair klimaat 1986-1992, verschenen in 1993, stond (weer) onder redactie van Cyrille Offermans en Matsier, deze keer versterkt door Willem van Toorn en Jacq Vogelaar.

Het idee was een beetje afgekeken van de vereerde voorgangers van Literair Lustrum: Kees Fens, H.U. Jessurun d’Oliveira en J.J. Overstegen. Zij hadden met hun twee op elkaar aansluitende delen Literair lustrum (1967) en Literair lustrum 2 (1973) het fraaie voorbeeld gegeven van zo’n courante geschiedschrijving. Voor twee perioden van steeds vijf jaar – 1961-1965 resp. 1966-1973. Niet toevallig vormden zij ook de redactie van het vooral literair-kritisch belangrijke tijdschrift Merlyn.

Evenmin toevallig was het dat de twee redacties van Het literair klimaat geassocieerd konden worden met de tijdschriften De Revisor (Tom van Deel en Matsier) en Raster (de overigen, onder wie vanaf 1990 ook Matsier).

In het eerste deel laten diverse auteurs hun licht schijnen over onder meer literaire tijdschriften, critici, de vrouwelijke stem, de usual suspects (de zogenaamde grote vier), de veronachtzaamden, kinderliteratuur, toneelschrijvers, de opkomst van de column, en het belang van vertalingen. Matsier schreef een stuk over het fenomeen van de opkomst van de column: ‘Muiters tegen het etmaal – De decade van de column’. De column, eigenlijk alleen gedefinieerd door lengte of liever kortheid, is in feite geen genre en houdt zich ongrijpbaar op tussen essay en kort verhaal of zelfs (een heel enkele keer, zoals bij Remo Campert) het prozagedicht. Het frappeerde Matsier dat steeds meer columnisten – na de cursiefjesschrijver Simon Carmiggelt in 1974 – de P.C. Hooftprijs kregen. Hij zoomt in op Jan Blokker, H.J.A. Hofland, Renate Rubinstein, Kees van Kooten en Gerrit Komrij.

In het tweede deel worden vergelijkbare, meer of minder essayerende overzichten geboden. Maar daar wordt bovendien veel ruimte gemaakt voor vijftien zogenaamde profielen. Waarbij het om afzonderlijke auteurs gaat; zowel dichters als prozaschrijvers. Achtereenvolgens zijn dat Eva Gerlach, H.C. ten Berge, H.H. ter Balkt, Huub Beurskens, Willem Brakman, Kees Fens, Jeroen Brouwers, A.F.Th. van der Heijden, Alfred Kossmann, Rudy Kousbroek, Ivo Michiels, Bert Schierbeek, Toon Tellegen, Paul de Wispelaere en Charlotte Mutsaers. Het essay over de laatste schreef Matsier. Het werd later opgenomen in zijn essaybundel Een sluimerend systeem (1998).

Het literair klimaat 1970-1985, De Bezige Bij, 1986
Het literair klimaat 1986-1992, De Bezige Bij, 1993