Op ’t duin

Geselecteerde reacties

doopsgezind.nl, 2015

In Op ’t duin staan de poëzie van het duinlandschap en het duinlandschap van de beeldende kunst naast en tegenover elkaar. Op ’t duin laat op fraaie wijze zien hoe de duinen door de eeuwen heen als spiegel van de ziel van de dichter functioneerden. Voor iedereen die opgroeide met het adagium ‘gedichten moeten voor zichzelf spreken’ is dit boek de Umwertung aller Werte. Schrijver Nicolaas Matsier noemt bloemlezen in zijn inleidend essay ‘principieel gesjoemel’. Wat mij betreft kan er niet vaak genoeg zo gesjoemeld worden…

René van Stipriaan, NRC Handelsblad, 2015

Dit boek geeft een ongeremde verheerlijking van de duinen te zien én te lezen.

Honderd gedichten en honderd schilderijen, tekeningen en gravures die met zorg tegenover elkaar zijn geplaatst, en die borg staan voor een scala aan oersensaties: de eenzaamheid en de volmaakte rust, de onmetelijkheid van de nabijgelegen zee, naast het van alle kanten komende zonlicht. Laat het stormen, dan nog zijn de duinen een veilige plek.

De Nederlandse schilders zijn al vanaf het begin van de zeventiende eeuw veel in de duinen te vinden. Ruysdael en Van Goyen zijn grootmeesters van de suggestie, veel hemel en weinig zand. Naar onze tijd toe wordt juist het schraal begroeide zand de grote uitdaging.

Het laatste woord in de bundel is aan Willem Jan Otten, die in het prachtige ‘Eindaugustuswind’ vanaf het duin naar de zee kijkt: ‘de meesteres die onderwijst / dat niets mij wacht’.