Na verschijning, in 1991, van Vervolging, vernietiging, literatuur besloot de redactie van Raster een nummer te wijden aan de auteur, Sem Dresden – emeritus hoogleraar algemene literatuurwetenschap in Leiden – en aan de door hem in het genoemde boek zonder ophouden omcirkelde problemen. Kan er wel zoiets zijn als een literatuur van het kamp en van de vernietiging?
Raster 57: De literaire getuige bevat – naast een paar oudere, in zeggingskracht onverminderd geldig gebleven essays van Sem Dresden zelf – vooral een gesprek dat de redactie met de schrijver had over diens boek. Ten behoeve van deze studie, of misschien moet het boek een essay heten, of een verzameling essays, was hij zo’n vier à vijf jaar ‘bezig geweest met de meest afschuwelijke dingen’.
In De literaire getuige vindt de lezer ook vier beschouwingen van vier redacteuren over of naar aanleiding van Vervolging, vernietiging, literatuur. Dat zijn Willem van Toorn, Nicolaas Matsier, Cyrille Offermans en J.F. Vogelaar. Die van Matsier heet ‘Met potlood in de kantlijn’. Het stuk was – mede – de opmaat tot het essay over Sem Dresden dat deel uitmaakt van Matsiers bundel Een sluimerend systeem (1998). In 2006 verscheen Jacq Vogelaars imposante boek Kampliteratuur, te zien als een nog veel meer omvattende voortzetting van het vooraf gegane werk van Dresden.
Raster 57: De literaire getuige, De Bezige Bij, 1992